Afscheidshomilie Leo XIII 22-05-2013 (Adelbert Denaux)
Lezingen woensdag 7de week door het jaar: Jezus Sirach 4,11-19; Mc 9,38-40
Beste vrienden,
De eerste lezing van de liturgie van vandaag is een fragment uit een van de wijsheidsboeken, de wijheid van Jezus Sirach, een uitvoerig boek van niet minder dan 51 hoofdstukken, dat allerlei bespiegelingen biedt over de wijsheid. Onze voorgangers in het geloof, de joden van het Oude Testament, hechtten veel belang aan de gave van de wijsheid. Getuige hiervan het feit dat nog andere boeken uit het OT het hebben over de wijsheid, bijvoorbeeld het boek Qohelet, soms het boek de prediker genoemd, en het boek der wijsheid zelf.
Als wij in onze eigen omgeving en levenservaring kijken en ons afvragen: “wat is een wijs mens?”, dan denken we waarschijnlijk aan iemand die al veel gehoord en gezien heeft, iemand met levenservaring, iemand die op grond daarvan veel dingen kan relativeren, iemand die niet vlug verschiet als er iets onverwachts gebeurt, omdat hij of zij al veel heeft meegemaakt: oorlogen, ruzies, ziekte en dood, maar ook vreugde en het openbloeien van nieuw leven; iemand ook die inzicht heeft in wat andere mensen bezielt; iemand die voorziet waarop iets gaat uitlopen, bijvoorbeeld dat al te grote speculaties met geld uiteindelijk falikant uitlopen. Jaren geleden waren er al wijze mensen die het failliet van het bankwezen hebben voorspeld, omdat ze aanvoelden: zo kan het niet verder. Maar misschien moeten we het niet zo ver zoeken. Wellicht heb je in je eigen familie een wijs mens ontmoet. Voor kinderen is dat soms oma of opa: die hebben al veel meegemaakt, die verschieten in niets meer, en als je als jonge, onervaren mens nieuwe dingen meemaakt, dan kun je ofwel razend entoesiast zijn, ofwel diep bedroefd of ontgoocheld, maar oma en opa, of misschien een verre oom, kunnen dat relativeren. Ze hebben immers al veel meegemaakt; ze hebben levenservaring.
Spontaan associëren we wijsheid met leeftijd, met de ouderdom. Oude mensen kunnen wijs zijn, maar dit is niet altijd zo. Oude mensen kunnen ook dwaas zijn, of zelfs een beetje kinds. En uitzonderlijk kunnen ook jonge mensen wijs zijn. Jezus bijvoorbeeld. In het Lucasevangelie staan de schriftgeleerden verbaasd over de wijsheid van de twaalfjarige knaap Jezus: ze zijn verbaasd over zijn begrip en zijn antwoorden, en hij stelt ook verstandige vragen. Zijn wijsheid kwam niet uit jarenlange ervaring, maar uit zijn diep inzicht in mensen en dingen. En dat inzicht kwam van elders, van boven. Ook als volwassene trouwens was Jezus een wijs man. Dat blijkt uit het stukje evangelie dat we vandaag gelezen hebben: tegen de leerlingen die niet dulden dat buitenstanders ook goed doen in Jezus’ naam, zegt Jezus: “Wie niet tegen ons is, is voor ons”. Dat is een wijs woord, dat openstaat voor alles rondom zich en zich niet opsluit in bekrompen groepsdenken.
Als priester lees ik dagelijks mijn brevier en in deze periode van het jaar lezen we continu uit een wijsheidsboek. Er is een passage die me trof, omdat de schrijver de dingen zo ontzettend hard kan relativeren. Ik lees een stukje eruit: “Geslachten gaan en geslachten komen, en de aarde blijft al maar bestaan. De zon komt op en de zon gaat onder, en haast zich dan weer naar de plaats waar haar loop begint. De wind waait naar het zuiden en draait naar het noorden. Hij draait en waait, en telkens keert hij op zijn draaien terug. Alle rivieren stromen naar de zee en de zee raakt niet vol. Naar de plaats waar ze begonnen zijn keren de rivieren terug om opnieuw te gaan stromen. Het wordt een vermoeiend verhaal en geen mens kan er iets over zeggen. Wat geweest is zal weer zijn. Wat gebeurd is zal weer gebeuren: er is niets nieuws onder de zon. Er is wel eens iets waarvan men zegt: ‘Kijk, dit is iets nieuws!’ Maar dat is niet zo: in vroeger tijden was het er ook al”. Er is niets nieuws onder de zon. Ik heb het allemaal al gezien. Wijsheid ligt hier dicht bij nuchterheid, je zelfs een soort scepticisme, en misschien pessimisme: we moeten niets willen veranderen, want het blijft toch allemaal hetzelfde.
Maar de Bijbel heeft het over twee soorten wijsheid: de wijsheid van de mensen, waarover we net hoorden, en de wijsheid van God. En die twee soorten wijsheid sporen niet altijd. Paulus zei het al: de wijsheid van God is dwaasheid voor de mensen. Hij denkt daarbij aan de wijsheid van God die zich manifesteert in de dwaasheid van het kruis. En omgekeerd: de wijsheid van mensen kan soms dwaasheid zijn in Gods ogen. De wijsheid van God is een gave, je moet ervoor openstaan. In de eerste lezing van vandaag, denk ik, gaat het over die tweede soort wijsheid, Gods wijsheid. Hoe moet je, hoe mag je als mens daartegenover staan, tegenover die wijsheid van God, die van buiten op ons afkomt en in ons hart wil binnentreden? Er zijn in het stukje tekst een heel aantal werkwoorden die uitzeggen hoe we tegenover die wijsheid moeten en mogen staan: je moet haar zoeken, liefhebben, beminnen, bemachtigen, huldigen, ernaar luisteren, haar vertrouwen, haar toegedaan zijn. En als je dat doet, zegt de tekst, dan krijg je veel terug. Ook dat wordt in een hele serie werkwoorden duidelijk: de wijsheid zal voor je zorgen, je het leven doen liefhebben, je met vreugde vervullen, zich als erfdeel schenken, bij je binnenkomen, je de Heer doen dienen, je een gevoel van veiligheid geven, je in staat stellen de wijsheid door te geven aan je nakomelingen. Dat is niet niets. Als ik dat allemaal krijg wanneer ik de wijsheid zoek en probeer lief te hebben, dan is het de moeite waard dit te proberen.
Maar pas op, dat zal niet vanzelf gaan, het zal niet van een leien dakje lopen, zegt de tekst. Want de wijsheid handelt niet ‘straightforward’! Nee, nee, in het begin zal ze kronkelpaden met je volgen, zegt de tekst. Inderdaad, de wijsheid Gods gaat soms andere wegen dan die welke ik spontaan geneigd ben in te slaan. En dat brengt mij in verwarring. De wijsheid zal je zelfs vrees en angst aanjagen, je toetsen met haar tucht, je beproeven met haar bevelen. Dus de wijsheid zoeken is niet zo gemakkelijk. Er is eerst een periode van beproeving, van oefening, van onzekerheid, een heel leerproces, en pas daarna zal de wijsheid zich rechtstreeks tot je wenden, je verblijden en haar geheimen aan je openbaren.
De Bijbel vertelt een mooi verhaal over de jonge, onervaren koning Salomo. Aan het begin van zijn aantreden als opvolger van koning David, verschijnt God hem in een droom en Hij zegt: “Wat wilt ge dat Ik u geef”. Salomo mag een wens doen. Dat is waarachtig een mooie start! En weet ge wat Salomo antwoordt? Hij zegt: “Ik ben nog maar een jonge man en weet nog niet wat ik moet doen of laten. Geef me daarom een opmerkzame geest, om recht te kunnen spreken voor uw volk en onderscheid te kunnen maken tussen goed en kwaad”. En dit verzoek van Salomo behaagde de Heer. En God zei tot hem: “Omdat ge juist dit gevraagd hebt en geen lang leven hebt gevraagd en ook geen rijkdom of de dood van uw vijanden, maar alleen inzicht, om recht te kunnen spreken, daarom voldoe ik aan uw verzoek en geef Ik u een geest vol wijsheid en inzicht: zoals gij zal er vόόr u niemand geweest zijn, en na u zal er niemand opstaan als gij”.
Als alle machthebbers op aarde en alle politici in ons land om wijsheid zouden bidden wanneer ze aantreden, dan zou er minder oorlog en tyrannie zijn en minder tranen, dood en verderf onder de mensen. Jullie zijn geen politici, jullie hebben nog niet veel macht, maar het kan nog komen. Je staat nog aan het begin van je leven. Mag ik een suggestie doen? Vraag zoals Salomo aan God om de geest van wijsheid: vraag om een opmerkzame geest, om onderscheid te kunnen maken tussen goed en kwaad. Deze periode van je leven is niet enkel een tijd van studie, om kennis op te doen, maar ook een tijd om te zoeken naar wijsheid en haar te leren liefhebben. Dat is mijn laatste wens voor jullie vooraleer ik het mij dierbare Leo XIII-seminarie verlaat. Het zij zo.