Armand Thiéry

Armand Thiéry stamt uit een zeer welstellende familie die fortuin maakte met een kledingwinkelketen. De vader van Armand Thiéry had immers de familiezaak (huis aan huis verkoop van knopen en garen in de Borinage) weten om te vormen tot een heuse winkelketen van textiel met vestigingen in België en Frankrijk. Het zou na hem verder uitgroeien tot de grootwarenhuisketen Bon-Marché. Armand ziet de familiezaak echter niet goed zitten en gaat rechten studeren te Leuven, wordt advocaat en start een praktijk. Tegelijkertijd studeert hij mathematische en fysische wetenschappen en filosofie. Daar wordt hij door Mercier, toen nog professor, opgemerkt en naar Leibzig gestuurd om er bij professor Wundt, grondlegger van de experimentele psychologie, te studeren. Nog voor zijn doctoraat af is wordt hij in Leuven tot professor benoemd. Hij zet in het H.I.W. een 'psychologisch laboratorium' op, wat later zal uitgroeien tot de bestaande faculteit psychologie, schrijft talrijke artikels over experimentele psychologie en produceert een cursus van meer dan duizend bladzijden. Hij studeert ook theologie, bereidt zich voor op het priesterschap en wordt priester gewijd. Op jonge leeftijd (35 jaar) wordt hij zelfs tot kanunnik benoemd.
Armand Thiéry is niet alleen een intellectueel begaafd man maar is ook sociaal zeer bewogen. Hij is onder meer de grondlegger van de nog steeds bestaande lentebedevaarten naar Lourdes. Omdat de treinrijtuigen die zieke bedevaarders naar Lourdes brachten hen nogal wat ongemakken bezorgden, ontwerpt hij een voor die tijd revolutionair onderstel voor treinen, bepleit de ingebruikname ervan in een parlementaire commissie en bouwt loodsen en een speciale spoorlijn in Heverlee om deze treinen te bergen en de zieken comfortabel te laten instijgen. Begin 20ste eeuw richt hij ook een wandtapijtweefschool op om "meisjes van de straat te helpen". Deze school in Heverlee leverde een ongekend hoge kwaliteit van wandtapijten af mede door het nieuwe weefgetouw dat Thiéry had ontworpen en waarop hij een patent nam in de Verenigde Staten. De kwaliteit van de wandtapijten is zo groot dat ze vaak niet te onderscheiden zijn van laat-middeleeuwse tapijten. Zo hangt in het Metropolitan Museum van New York een werk uit Heverlee met kwalificatie "Vlaams 17e eeuw". Thiéry schreef over het weven een standaardwerk. Tijdens de Eerste Wereldoorlog richt hij om dezelfde reden ook een poppenmakersschool op in Heverlee.
Thiéry is bovendien een begaafd tekenaar, onderhoudt een briefwisseling met Emile Zola en is bevriend met Constant Meunier. Laatstgenoemde vroeg Armand Thiéry om te poseren voor een levensgroot standbeeld van de heilige Pater Damiaan (zie rechts). Thiéry richt ook een studentenvereniging op voor Duitse studenten in Leuven die tot op de dag van vandaag nog steeds bestaat en een paar keer per jaar samenkomt op het Leo XIII seminarie om eucharistie te vieren.
Zijn interesse voor kunst komt ook tot uiting in het Leo XIII-seminarie. Het nieuwe seminariegebouw langs de Vesaliusstraat blijkt al snel te klein om alle seminaristen behoorlijk te huisvesten. Er wordt op hem een beroep gedaan om bijkomende gebouwen op te trekken. Deze keer voorziet hij niet alleen in de financiële middelen maar eist ook inspraak in de vormgeving van de gebouwen. Tussen 1900-1910 wordt het seminarie in drie fasen uitgebreid. Allereerst ontwerpt hij het Heilig Hart huis in een stijl die vergeleken wordt met die van A. Gaudi (bv. gebruik van keramiek, verschillende materialen, alomtegenwoordige symboliek) en zelfs Art Nouveau elementen bevat (zie bv. de volkshuizen van Horta). Dit geheel langs de Vesaliusstraat wordt getypeerd door een monumentale zijgevel met veel brandglas. Het gebouw symboliseert een schip of een ark. Omdat hij zelf geen architect was, doet hij beroep op Piscador voor de uitwerking van zijn ideeën. |
Later bouwt hij het Sint-Anna huis met een neogotisch bovengedeelte en een Art Nouveau onderbouw met veel glas. Dit was één van de eerste glasgevels in België. Het Sint-Anna huis bevindt zich in de Tiensestaat nummer 112 en is nu de ingang van het Leo XIII-seminarie en bevat de woonvertrekken van de directeur en enkele professoren.
Nog later bouwt hij het Sint-Jozef huis dat de ruimte tussen de twee vorige gebouwen opvult. Dit eerder eenvoudige gebouw is thans de plaats waar de pedastudenten verblijven. Deze drie gebouwen zijn met elkaar verbonden door een ingewikkeld net van gangen, trappen en overlopen. Zelfs de platte daken van deze drie gebouwen staan met elkaar in verbinding door middel van bruggetjes en trappen. Op het dak, dat werd ontworpen als daktuin serre incluis, staan talloze beelden van heiligen en zijn verwijzingen terug te vinden naar Leo XIII. Omdat het seminarie geen tuin had, liet de daktuin de bewoners toe een frisse neus te halen en even te verpozen.
Tenslotte bouwt hij op de hoek van de Vesaliusstraat en de Tiensestraat een statig huis waarin de drukkerij van het H.I.W. werd ondergebracht. Het huis staat bekend als het Huis Warny, genaamd naar de drukkersfamilie die er werkte. Nu heeft de universitaire parochie daar zijn intrek genomen.
Daarmee was zijn bouwwoede echter nog niet over. Thiéry koopt de vervallen Sint-Geertrui abdij in het centrum van Leuven en slaat aan het restaureren. Na de 'Groote Oorlog' trekt hij tientallen keren met een kruiwagen de stad in op zoek naar bruikbare materialen tussen het puin. Met deze gerecycleerde materialen bouwt hij een deel van zijn abdij: zonder grondvesten, zonder architect, zonder bouwvergunning. Het wordt een wonderlijke geheel in, hoe kan het ook anders, eclectische stijl. Aan bouwreglementen stoort hij zich helemaal niet. Zo maakt hij in zijn huis, dat tegen de Sint-Geertruikerk is aangebouwd, een venster zodat hij de liturgie in de kerk kan volgen zonder zijn huis te hoeven verlaten. Of hij plaatst een monumentaal hekken op het moment dat niemand het ziet omdat er een kermiskraam voor staat. Daar komen natuurlijk gerechtelijke processen van maar dat kan hem niet deren: hij verdedigt zichzelf want hij is immers nog altijd advocaat … Op het einde van zijn leven trekt hij zich terug in een klein huisje in het Groot-Begijnhof en doolt vaak door de straten van Leuven: volgens sommigen was hij een mysticus geworden, volgens anderen helemaal gek. Reeds voor zijn dood schrijft hij zijn doodsbrief: alleen de datum moest nog worden ingevuld. Het werd 1955.
Voor meer informatie over Armand Thiéry zie het uitzonderlijke boek van Prof. M. Smeyers, Armand Thiéry: apologie voor een zonderling genie, uitgegeven in de reeks Arca Lovaniensis artes atque historiae reserans documenta: jaarboek 19-20 door Vrienden van de Leuvense stedelijke musea Leuven, 1992.
Geschreven door Kurt Devooght
Nog later bouwt hij het Sint-Jozef huis dat de ruimte tussen de twee vorige gebouwen opvult. Dit eerder eenvoudige gebouw is thans de plaats waar de pedastudenten verblijven. Deze drie gebouwen zijn met elkaar verbonden door een ingewikkeld net van gangen, trappen en overlopen. Zelfs de platte daken van deze drie gebouwen staan met elkaar in verbinding door middel van bruggetjes en trappen. Op het dak, dat werd ontworpen als daktuin serre incluis, staan talloze beelden van heiligen en zijn verwijzingen terug te vinden naar Leo XIII. Omdat het seminarie geen tuin had, liet de daktuin de bewoners toe een frisse neus te halen en even te verpozen.
Tenslotte bouwt hij op de hoek van de Vesaliusstraat en de Tiensestraat een statig huis waarin de drukkerij van het H.I.W. werd ondergebracht. Het huis staat bekend als het Huis Warny, genaamd naar de drukkersfamilie die er werkte. Nu heeft de universitaire parochie daar zijn intrek genomen.
Daarmee was zijn bouwwoede echter nog niet over. Thiéry koopt de vervallen Sint-Geertrui abdij in het centrum van Leuven en slaat aan het restaureren. Na de 'Groote Oorlog' trekt hij tientallen keren met een kruiwagen de stad in op zoek naar bruikbare materialen tussen het puin. Met deze gerecycleerde materialen bouwt hij een deel van zijn abdij: zonder grondvesten, zonder architect, zonder bouwvergunning. Het wordt een wonderlijke geheel in, hoe kan het ook anders, eclectische stijl. Aan bouwreglementen stoort hij zich helemaal niet. Zo maakt hij in zijn huis, dat tegen de Sint-Geertruikerk is aangebouwd, een venster zodat hij de liturgie in de kerk kan volgen zonder zijn huis te hoeven verlaten. Of hij plaatst een monumentaal hekken op het moment dat niemand het ziet omdat er een kermiskraam voor staat. Daar komen natuurlijk gerechtelijke processen van maar dat kan hem niet deren: hij verdedigt zichzelf want hij is immers nog altijd advocaat … Op het einde van zijn leven trekt hij zich terug in een klein huisje in het Groot-Begijnhof en doolt vaak door de straten van Leuven: volgens sommigen was hij een mysticus geworden, volgens anderen helemaal gek. Reeds voor zijn dood schrijft hij zijn doodsbrief: alleen de datum moest nog worden ingevuld. Het werd 1955.
Voor meer informatie over Armand Thiéry zie het uitzonderlijke boek van Prof. M. Smeyers, Armand Thiéry: apologie voor een zonderling genie, uitgegeven in de reeks Arca Lovaniensis artes atque historiae reserans documenta: jaarboek 19-20 door Vrienden van de Leuvense stedelijke musea Leuven, 1992.
Geschreven door Kurt Devooght